De Typhlopidae (Typhlopidae) is een soort blinde slangen die klein is, slechts 20 cm lang.
Deze slang dankt zijn naam aan zijn uiterlijk dat lijkt op een regenworm. Ze worden vaak aangezien voor wormen.

Het onderscheidende kenmerk van slangenwormen van regenwormen is dat ze glanzend zwart zijn. Als je ze onder het licht bekijkt, glanzen hun huid. Ze hebben schubben en zijn niet gesegmenteerd. Vooral de tong van de wormslang is de voor slangen kenmerkende gevorkte tong.
Wormslangen leven op plekken met veel rot hout en vochtige grond, in de buurt van mieren- en termietennesten en op plekken met een gematigd klimaat.

Vaak wordt in de volksmond gezegd dat de wormslang extreem giftig is. Een beet betekent een zekere dood. Maar de bek van de wormslang is te klein en heeft geen giftanden of gif. Hierdoor kan hij mensen niet bijten. Ze hoeven niet te jagen, het voornaamste voedsel van wormslangen zijn miereneieren en termieteneieren.
Het gezichtsvermogen van de wormslang is volledig aangetast, omdat de slang voortdurend onder de grond leeft. Wormslangen kunnen niet zien en gebruiken daarom voornamelijk hun tong om zich een weg te voelen, de lucht te ‘proeven’ en de luchtvochtigheid, de luchtverplaatsing, de geur van andere dieren en waar voedsel naartoe gaat, te beoordelen.

Wormslangen zijn parthenogenetisch. In het wild zijn alle wormslangen vrouwtjes. Er zijn geen mannetjes.
Regenwormen graven in de grond om deze losser, voedzamer en luchtiger te maken, wat goed is voor planten. Voor mensen zijn het dus nuttige dieren.