De beeldverhouding speelt een relatief belangrijke rol in de manier waarop afbeeldingen op bepaalde soorten schermen worden weergegeven, maar ook in de ervaring van de kijker met de afbeelding.
Standaard kan de hoofdcamera van iPhone-modellen twee beeldverhoudingen vastleggen: 4:3 en 16:9. Bij de beeldverhouding 4:3 wordt het volledige aantal megapixels benut, terwijl bij de optie 16:9 de afbeelding wordt bijgesneden voor een breder beeld. Een 4:3-foto die u met een iPhone 6s maakt, heeft bijvoorbeeld een maximale resolutie van 4032 x 3024. Als u een 16:9-foto maakt, is de uiteindelijke resolutie slechts 3840 x 2160.
Maar dat is niet zo belangrijk. Het verschil tussen 4:3 en 16:9 zit vooral in de breedte van de foto. De vraag is welke verhouding u voor elke foto moet kiezen om de beste kwaliteit te krijgen. Voor foto's is bijvoorbeeld 4:3 een geschikte verhouding, terwijl 16:9 geschikt is voor landschapsfoto's, waarbij een brede kijkhoek vereist is. Dit artikel legt uit hoe u de beeldverhouding van foto's die u met de iPhone hebt gemaakt, kunt aanpassen.
Schakelen tussen beeldverhoudingen op de iPhone
Open eerst de camera-app op je iPhone.

Vervolgens tikt u op de pijlknop bovenaan het scherm.

U ziet direct een aantal bedieningsopties vanaf de onderkant van het scherm omhoog schuiven. Tik op de knoppen “ 4:3 ” of “ 16:9 ”, afhankelijk van de beeldverhouding die op het apparaat wordt toegepast.

Nu kunt u kiezen tussen “ 16:9 ”, “ Vierkant ” of “ 4:3 ”.

Zo simpel is het. Ook hier geldt dat een beeldverhouding van 16:9 doorgaans resulteert in een lagere resolutie dan 4:3, omdat de afbeelding wordt bijgesneden om te passen. Ik hoop dat je de foto krijgt die je wilt!