De boshond, Servalhond, boshond of manenhond is een soort uit het geslacht Serval in de familie Canidae (hondenfamilie). Ze zijn minder nauw verwant binnen de familie van de hondachtigen, maar vertonen wel enige gelijkenissen met vossen, wolven en honden.
De boshond is een dier dat voornamelijk in Midden- en Zuid-Amerika leeft en een uniek uiterlijk heeft.

De Bushdog is een middelgrote hond. Volwassen honden zijn ongeveer 57 tot 75 cm lang, hebben een staartlengte van ongeveer 12,5 tot 15 cm, een schouderhoogte van 20 tot 30 cm en wegen ongeveer 5 tot 8 kg. Dit ras heeft een dikke, korte, gladde vacht die bruin of roodbruin van kleur is.
De serval heeft relatief korte poten, een korte snuit en kleine, ronde oren in verhouding tot zijn lichaamslengte. Hierdoor zijn ze uitstekend aangepast aan de omgeving van het tropische regenwoud.

De borstelige hond is echter een zeer goede zwemmer dankzij de niet-volledige zwemvliezen tussen zijn tenen. Ze kunnen snel door rivieren, meren en moerassen zwemmen, zelfs door diep water, om te jagen en te overleven. Daarom worden Serval-honden ook wel "waterhonden" genoemd.
Boshonden zijn carnivoren. Hun voornaamste prooien zijn spechten, pythons, dassen en capibara's. Ze jagen overdag.
Boshonden zijn typisch sociale dieren die vaak in kleine groepen samen jagen op grotere prooien, waaronder wilde zwijnen en middelgrote tot grote dieren die meerdere keren zo groot zijn als zijzelf!

Vergeleken met normale honden hebben boshonden 6 kiezen minder om voedsel te vermalen. In totaal hebben ze dus 38 tanden. Deze eigenschap van hen lijkt meer op die van katten dan op die van omnivore honden.
Alleen paren met een hoge status in de groep hebben het recht om nakomelingen te krijgen, terwijl de leden met een lage status de verantwoordelijkheid hebben om hun jongen samen groot te brengen.
De ruige hond kan het hele jaar door paren. Nesten variëren van 3 tot 6 puppy's, maar soms kunnen de nesten ook uit wel 10 puppy's bestaan.
Leden van de roedel communiceren met elkaar door te janken tijdens de jacht, omdat ze vaak jagen in dichte bossen waar het zicht beperkt is. Bovendien zullen ouderdieren bij het eten van grote prooien vooral de kop en ledematen opeten, waar het minste vlees aanwezig is. De buik van de pups blijft dan het meeste vlees en het zachtst over.