Op luchthavens gelden geen snelheidslimieten. Piloten bepalen zelf hoe snel het vliegtuig over de landingsbaan mag vliegen. Ze baseren dit op de procedures van de luchtvaartmaatschappij en de weersomstandigheden.
Normaal gesproken mogen piloten van luchtvaartmaatschappijen alleen op rechte landingsbanen vliegen, zonder andere vliegtuigen te raken, en met een maximumsnelheid van 55,5 km/u. Bij deze snelheid kan de piloot bij abrupt remmen relatief snel snelheid minderen.

Bovendien controleert het Flight Operations Quality Assurance (FOQA)-programma van de luchtvaartmaatschappij de snelheid van de landingsbaan van het vliegtuig. Als de piloot om welke reden dan ook langer dan een paar seconden de limieten van de luchtvaartmaatschappij overschrijdt, zal het programma het veiligheidspersoneel waarschuwen. De piloot kan het vliegtuig dus iets langer over de landingsbaan laten vliegen dan de maximaal toegestane snelheid.
Een andere reden waarom piloten de startbaansnelheid van hun vliegtuig onder de 56 km/u houden, is om de remmen koel te houden. In de zomer is dit vooral belangrijk voor vliegtuigen na een landing. De remmen absorberen het extra momentum tijdens de landing en zetten dit om in warmte. Remmen worden warmer bij intensief gebruik. De remmen moeten voor het opstijgen zo min mogelijk afkoelen. Als het vliegtuig snel moet draaien en de buitentemperatuur hoog is, kan dit het vertrek van de volgende vlucht vertragen.
Op een heldere dag met goed zicht is 55,5 km/u de gebruikelijke maximumsnelheid om op de landingsbaan te rennen. Bij slecht weer neemt de snelheid op de landingsbaan af. Op een ijzige landingsbaan wordt de snelheid bijvoorbeeld beperkt tot 18,5 km/u of minder om te voorkomen dat het vliegtuig gaat slippen.
Naast lagere snelheden moeten piloten bij natte of ijzige omstandigheden het vliegtuig ook op twee motoren laten vliegen om zo een betere controle over het vliegtuig te krijgen.
Daarnaast kunnen sommige luchthavens snelheidsbeperkingen opleggen voor de landingsbaan vanwege ruw wegdek, werkzaamheden aan aangrenzende landingsbanen, krappe bochten of andere operationele problemen.