De meeste wasmachines hebben tegenwoordig een weergavetijd en een daadwerkelijk wastijdverschil van 10 tot 20 minuten.
Een wasmachine heeft in de dagelijkse modus bijvoorbeeld een wastijd van ongeveer 40 minuten. In werkelijkheid kan de wastijd echter 50 minuten of langer zijn, afhankelijk van de hoeveelheid kleding en het materiaal van de kleding die gewassen moet worden.

De reden voor dit verschil is dat de timer op de wasmachine meestal in de optimale modus wordt weergegeven.
In werkelijkheid kan het voorkomen dat de timer van de wasmachine in conflict komt met de interne meetsystemen. Één daarvan is de beladingssensor: een apparaat dat de hoeveelheid wasgoed dat gewassen moet worden en de standaardhoeveelheid water voor een wascyclus meet. Dit kan van invloed zijn op de duur van de cyclus, waardoor de timer onjuist wordt weergegeven.
Om de lading in de wastrommel in balans te houden (om sterke trillingen tijdens het gebruik te voorkomen) kan de wasmachine meer water gebruiken. In dat geval duurt het langer om een wascyclus te voltooien dan de weergegeven tijd.
Ook het knijpen van water uit de was kan de looptijd van de machine verlengen. Tijdens de laatste fase van het centrifugeren draait de trommel om het water uit de kleding te duwen. Omdat elke stof een ander vermogen heeft om water vast te houden, begint de trommel opnieuw te werken als de sensor vaststelt dat de kleding nog nat is. Hoe meer stof er in één wasbeurt zit, hoe langer de centrifugetijd zal zijn.
Daarom raden veel deskundigen aan om niet te veel verschillende soorten kleding tegelijk te wassen, maar in plaats daarvan bij elke wasbeurt kledingstukken te kiezen die gemaakt zijn van vergelijkbare materialen. Zo wordt de wastijd geoptimaliseerd. Probeer tegelijkertijd niet te veel wasgoed in de machine te stoppen, want hierdoor overbelast je het apparaat en wordt de wastijd ook langer.